Brawn GP01

Jenson Button Seizoen 2009

Schaal 1:43

Formula 1 The Car Collection 9 (tijdschrift)

 

Het is december 2008 en de kerstdagen komen langzaam maar zeker in zicht. Een tijd van optimisme en vrolijkheid, maar dat geldt niet in het Britse plattelandsdorpje Brackley. De voormalige marktplaats ontleent haar eigenwaarde in deze moderne tijd vooral aan de vestiging van een Formule 1 team: Honda Racing F1 dat met het Britse hoofdkwartier in het graafschap Northamptonshire is neergestreken. Het merk pompt jaarlijks een slordige driehonderd miljoen euro in het prestigeproject dat de Formule 1 heet, maar krijgt daar vooral een hoop frustratie voor terug.

Waar het verhaal van het fabrieksteam in 2006 nog zo mooi hervatte – met die gedenkwaardige eerste zege van Jenson Button in Hongarije en een vierde plek bij de constructeurs – was het in de twee seizoenen daarna veelal doffe ellende. Honda verzamelde welgeteld twintig WK-punten en moest steevast vechten om weg te blijven van de rode lantaarn. Zoals het uiterst ambitieuze Japanners – die helemaal niets willen weten van het adagium ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ – betaamt, hadden ze er tabak van. Tel daar de economische crisis bij op en het was eigenlijk wachten op het moment dat de stekker uit het project zou worden getrokken.

Dat gebeurde dus op die bewuste decemberdag in 2008. Gezichtsverlies voor Honda, pech voor Brackley en bovenal een persoonlijk drama voor de vele werknemers gloorden aan de horizon. Geen mens kon op dat moment nog bevroeden dat juist uit deze as de aanstaande wereldkampioenen zouden herrijzen. Toch waren er twee laatsten der Mohikanen die opstonden en weigerden de handdoek te werpen: Ross Brawn en Nick Fry. Beide heren sprongen vrij snel na deze tegenslag op de bres en probeerden een onwaarschijnlijk geachte doorstart mogelijk te maken.

Het had in eerste instantie veel weg van trekken aan een dood paard, of zoals een anonieme engineer destijds aan de BBC vertelde: “Elke dag leek er een ander verhaal te zijn. Dan zou er bijvoorbeeld een Mexicaanse miljardair geïnteresseerd zijn om de zaak te kopen, maar die geruchten ebden dan ook weer weg. Toen Honda naar buiten trad en vertelde dat er helemaal geen serieuze koper was, zat iedereen weer in de put.” Het verhaal geeft goed aan hoe dun het zijden draadje was waar de toekomst aan hing.

 

Ondertussen probeerde Brawn de boel uit alle macht zoveel mogelijk bij elkaar te houden en ging de ontwikkeling van de nieuwe auto – waar Honda overigens al aan begonnen was – ‘gewoon’ door. Vooral dat laatste element gaf een bijzondere sfeer in de fabriek. Enerzijds was er nog die grote onzekerheid, anderzijds sijpelden de eerste signalen door dat de nieuwe bolide wel eens overweldigend goed zou kunnen zijn. Terwijl de overige teams hun eerste meters maakten, durfde een aerodynamica-specialist het al aan: hun nieuwe gevaarte zou twee seconden sneller zijn dan de voltallige concurrentie.

Het bracht een nogal surreëel toekomstbeeld met zich mee: de beste auto die deze groep mensen ooit had gebouwd, zou misschien nooit zijn kunsten vertonen op het circuit. Overigens was in dit stadium ook nog niet iedereen ervan overtuigd dat ze met deze bolide überhaupt goud in handen hadden. “Ik wist wel dat we enkele goede stappen hadden gezet ten opzichte van onze vorige auto’s. Maar omdat het daarvoor ook al twee jaar niks was geweest, dacht ik: die verdomde aerodynamici zullen het wel weer fout hebben met hun cijfertjes”, herinnerde de Brawn-engineer in kwestie zich.

 

Toch kwam het financiële plaatje wonder boven wonder nog op zijn pootjes terecht. Een externe geldschieter – om de hele boel over te nemen – bleef zoals bekend uit, maar een deal tussen voorvechter Brawn en Honda bood ook soelaas. Met nog een maand tot het nieuwe raceseizoen zagen de Japanners in dat het geen goed idee zou zijn om de hele boel te laten klappen. Brawn nam het team op 6 maart officieel over en gaf het geheel niet veel later zijn eigen naam. Honda zorgde er op haar beurt nog gedeeltelijk voor dat er voldoende middelen waren om het aanstaande seizoen volledig te kunnen racen.

Met dit wankel evenwicht was het eerste – financiële – probleem verholpen, al was het op sportief vlak ook nog geen a-b-c’tje. Zo veranderde er door het gedonder een nogal vitaal element van een auto: de motor. Nadat de steun van Honda wegviel, kwam Brawn met Mercedes op de proppen als nieuwe motorpartner. Het oorspronkelijke design was echter berekend op een Honda-krachtbron, waardoor de renstal enkele rigoureuze maatregelen moest nemen. Zo sloot men een compromis over de positie van de versnellingsbak en werd het chassis naar verluidt met zo’n vijftien centimeter ingekort. Deze laatste ingreep was vanzelfsprekend noodgedwongen omdat er domweg geen tijd meer was om een heel nieuw chassis te bouwen.

Tekst gaat verder onder foto:

 

Ondanks al deze pijnpunten en de uiterst gebrekkige voorbereiding ging het nieuwe wapentuig als de brandweer. Drie weken voorafgaand aan de Australische Grand Prix legde de Brawn GP 001 haar eerste meters af en het resultaat was meteen verbluffend. De bolide van Jenson Button en Rubens Barichello – die Brawn als coureurs trouw waren gebleven – noteerde uit het niets en ook afgetekend de snelste tijden van de officiële testen in Barcelona en Jerez. Alhoewel de ‘twee seconden aan voorsprong’ lichtelijk overdreven bleken, waren de overige teams wel met stomheid geslagen.

Dit werd versterkt toen de uit de dood opgestane formatie op Albert Park met de volledige eerste startrij aan de haal ging en Jenson Button een dag later ook pardoes het eerste één-tweetje uit de teamgeschiedenis aanvoerde. Waar Button zijn geluk nauwelijks op kon via de boordradio, was de ontlading aan de pitmuur en bij de monteurs zo mogelijk nog groter. Natuurlijk deelde ook de grote voorman en naamgever van het team in alle euforie. “Dit is een ongelooflijke beloning. Na alles wat ons team de afgelopen maanden heeft meegemaakt, is dit resultaat simpelweg sensationeel”, jubelde Brawn na het vallen van de vlag.

 

Alhoewel het woord ‘sensationeel’ hier natuurlijk volledig op zijn plaats is, kwam deze zege voor de directe betrokkenen nou ook weer niet zo extreem uit de lucht vallen. Natuurlijk hing het team enkele weken aan een zijden draadje en draaide de equipe allerminst een ideale voorbereiding, maar Brawn nam met zijn overname eigenlijk een heel beredeneerd risico. Allereerst wist hij met zijn leiderschapskwaliteiten de coureurs en meest cruciale teamleden binnenboord te houden. Hierdoor lag er qua personeelsbestand nog steeds een goede fundering voor succes.

Ten tweede heeft hij de malaise bij Honda aangegrepen om op motorisch vlak een hele grote stap voorwaarts te maken. Waar een vergelijkbaar sprookjesscenario met de Honda-motor ondenkbaar was, vond Brawn onderdak bij het meer solide Mercedes. Het bleek een eerste sleutel tot succes, een klassiek gevalletje ‘van de nood een deugd maken’. Tot slot kon het meesterbrein van Brawn geen beter moment uitzoeken voor zijn halsbrekende toeren. Met de nieuwe reglementen was er namelijk net een gelijk speelveld gecreëerd en was een machtsovername in ieder geval theoretisch mogelijk gemaakt.

Brawn waande zich met zijn surplus aan technische kennis vervolgens in een soort speeltuin en verzilverde dat met twee woorden die intussen niet meer weg te denken zijn uit het Formule 1-woordenboek: dubbele diffuser. Deze felbetwiste noviteit – die overigens ook door Williams en Toyota werd gebruikt – bleek hét geheim om het downforceverlies van de nieuwe reglementen op te vangen. Het maakte de Brawn GP 001 in de eerste maanden tot een onverslaanbaar wapen. De rest is – zoals dat zo mooi heet – geschiedenis, met acht overwinningen en twee wereldtitels als stille getuigen voor de eeuwigheid. De snelle verkoop aan Mercedes leidde er bovendien toe dat Brawn als enige team in de F1-geschiedenis een 100%-score heeft als het op wereldtitels aankomt. En niet onbelangrijk: het geplaagde Brackley hield er met het Zuid-Duitse merk weer een nieuwe kampioensformatie aan over. Zo kent de sprookjeswinter uiteindelijk alleen maar winnaars.